Hof Amsterdam sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bevoegd was om rechtsmiddelen in te stellen tegen de naheffingsaanslagen parkeerbelasting die zijn opgelegd aan Y als kentekenhouder.

Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen 16 naheffingsaanslagen parkeerbelasting die zijn opgelegd aan bedrijf Y. De heffingsambtenaar verklaart de bezwaren wegens het ontbreken van de gronden van bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk, waarna X beroep instelt. Rechtbank Amsterdam verklaart de beroepen van X niet-ontvankelijk. In het dossier ontbreekt informatie waaruit blijkt dat X tot de kring van beroepsgerechtigden behoort. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen of X bevoegd was om namens de kentekenhouder in beroep te gaan.

Hof Amsterdam sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bevoegd was om rechtsmiddelen in te stellen tegen de naheffingsaanslagen parkeerbelasting die zijn opgelegd aan Y als kentekenhouder. Zeker na de beslissing van de rechtbank had het voor de hand gelegen dat X in hoger beroep enig bewijs had aangedragen voor zijn stelling dat hij feitelijk bestuurder was van de auto (bijvoorbeeld een verklaring van Y). Nu X dit heeft nagelaten, oordeelt het hof dat X geen belang heeft bij het beroep.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 26 februari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen