Belanghebbende, X, dient op 20 december 2007 een aanvraag in voor een bouwvergunning eerste fase voor het oprichten van een appartementencomplex. X raamt de bouwkosten op € 37.000.000 exclusief btw. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag legt de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist hem een legesaanslag op van € 893.659. Een bedrag van € 462.950 bestaat uit leges inzake de procedure ex. art. 19, eerste of tweede lid, WRO (1e deel). Op 27 november 2008 legt de gemeente opnieuw een legesaanslag op van € 462.950 voor de procedure ex. art. 19, eerste of tweede lid, WRO (2e deel). Rechtbank Utrecht vernietigt de aanslag van 27 november 2008 omdat het een tweede aanslag is voor hetzelfde belastbare feit en er daarvoor geen wettelijke grondslag bestaat.
Hof Arnhem oordeelt dat de rechtbank buiten de rechtsstrijd is getreden door de legesaanslag te vernietigen op een grond die in eerste aanleg niet door X was aangevoerd. Verder heeft de rechtbank deze beslissing genomen zonder partijen in de gelegenheid te stellen hierover hun opvatting kenbaar te maken. Het voorgaande kan de heffingsambtenaar echter niet baten omdat het X vrijstaat om in hoger beroep alsnog het standpunt in te nemen dat de aanslag niet op een wettelijke grondslag berust. Het hof oordeelt dat de tarieventabel leges de gemeente niet de mogelijkheid biedt om naast het heffen van gewone bouwleges nog apart leges te heffen voor het vrijstellingsverzoek. Het hof verwerpt het beroep van de heffingsambtenaar op conversie. Het hoger beroep van de heffingsambtenaar is ongegrond. De processuele misslagen van de rechtbank zijn voor het hof wel aanleiding om geen griffierecht aan de gemeente in rekening te brengen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Arnhem