Een gemachtigde stelt namens belanghebbende, X, beroep in bij Rechtbank Arnhem. Per brief van 5 juni 2012 laat de griffier de gemachtigde weten dat de rechtbank geen reden ziet voor een regiezitting en dat de gemachtigde, als hij getuigen wil horen op de zitting van 30 augustus 2012, dit tijdig moet laten weten aan de rechtbank. Per brief van 17 augustus 2012 herhaalt de gemachtigde zijn wens om bepaalde belastingambtenaren te horen. De rechtbank geeft in een brief van 21 augustus 2012 aan vooralsnog geen reden te zien de getuigen op te roepen. In een brief van 24 augustus 2012 geeft de gemachtigde aan dat hij op de zitting van 30 augustus 2012 een toelichting van de rechtbank verwacht voor deze afwijzing. Per brief van 27 augustus 2012 laat de rechtbank weten dat zij voornemens is het beroep inhoudelijk te behandelen. Kort na aanvang van de zitting besluit de gemachtigde van X de behandelende rechters te wraken.
De wrakingskamer van Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de beslissing van de rechtbank om vooralsnog geen getuigen op te roepen geen grond voor wraking oplevert. Het gaat volgens de wrakingskamer om een procesbeslissing die in hoger beroep kan worden getoetst en die slechts in uitzonderlijke situaties – die zich hier niet voordoen - grond voor wraking kan zijn. De wrakingskamer overweegt verder dat het om een voorlopige beslissing ging van de rechtbank. Het wrakingsverzoek wordt afgewezen.