De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet heeft vastgesteld op welk moment de betalingsonmacht bij A bv is ontstaan, zodat onvoldoende is gemotiveerd waarom niet tijdig een melding van betalingsonmacht is gedaan.

Belanghebbende, de heer X, is enig aandeelhouder/bestuurder van A bv. In geschil is of X door de ontvanger terecht aansprakelijk is gesteld voor de door A bv niet betaalde naheffingsaanslagen die conform de aangiften zijn vastgesteld. Volgens de ontvanger is A bv bewust haar fiscale betalingsverplichtingen niet nagekomen, terwijl de privévorderingen van X op haar wel zijn betaald. Volgens Hof 's-Hertogenbosch heeft A bv niet tijdig een melding van betalingsonmacht gedaan voor een deel van de naheffingsaanslagen, zodat X terecht aansprakelijk is gesteld voor die aanslagen. X stelt in cassatie dat het hof heeft verzuimd in te gaan op zijn stelling dat met betrekking tot die aanslagen geen sprake was van betalingsonmacht, maar van betalingsonwil.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet heeft vastgesteld op welk moment de betalingsonmacht bij A bv is ontstaan, zodat onvoldoende is gemotiveerd waarom niet tijdig een melding van betalingsonmacht is gedaan. Als de betalingsonmacht pas ontstaat meer dan twee weken na de dag waarop de verschuldigde belasting op grond van art. 19 AWR behoorde te zijn afgedragen, dan moet de mededeling van betalingsonmacht onverwijld na het intreden ervan - in de regel binnen twee weken – geschieden (vgl. HR 4 maart 2016, nr. 14/00777, V-N 2016/15.29.8). Het beroep van X is slechts in zoverre gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Arnhem‑Leeuwarden.

Lees ook het thema Bestuurdersaansprakelijkheid: de gevolgen van kennelijk onbehoorlijk bestuur

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Hoge Raad

Editie: 17 december

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen