Rechtbank Breda overweegt dat X de partner- en kinderalimentatie die hij heeft betaald staande het huwelijk kan aftrekken.

Nadat belanghebbende, X,  gescheiden is gaan wonen van zijn echtgenote, nam zij nog bedragen op van de gezamenlijke bankrekening die door hem werd gevoed. X brengt in het jaar 2007 € 41 781 in aftrek als partneralimentatie en € 3 192 in verband met uitgaven voor levensonderhoud van zijn twee kinderen. De inspecteur beperkt de aftrek tot respectievelijk € 10 056 en € 685. X gaat in beroep.

Rechtbank Breda overweegt dat de door X in het jaar 2007 gedane periodieke betalingen voortvloeien uit de onderhoudsverplichting van artikel 1:81 juncto 1:82 van het Burgerlijk Wetboek. X heeft zich redelijkerwijs gedrongen kunnen voelen om deze periodieke betalingen te verrichten. X is pas bij de ontbinding van het huwelijk op 7 november 2008 ontheven van de verplichting tot betaling van partneralimentatie. De rechtbank vindt het echter niet aannemelijk dat van het in totaal door X betaalde bedrag van € 46 653 een bedrag van € 41 781 moet worden aangemerkt als partneralimentatie. Voor de verdeling in partner- respectievelijk kinderalimentatie gaat de rechtbank uit van de verdeelsleutel zoals deze voortvloeit uit de uitspraak inzake de echtscheiding. Daaruit volgt een verhouding van de partneralimentatie ten opzichte van de kinderalimentatie van 69% versus 31%. X kan € 32 191 aan partneralimentatie in aftrek brengen. De aftrek voor levensonderhoud van de twee kinderen voor drie kwartalen bedraagt in totaal € 2 394. (2 x € 399 x3).

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Breda

2

Gerelateerde artikelen