Belanghebbende, X, trouwt op 3 augustus 2006 in het buitenland. Zijn vrouw beschikt nog niet over een verblijfsvergunning en blijft heel 2006 in het buitenland wonen. In zijn aangifte IB/PVV 2006 brengt X een bedrag van € 8760 aan kosten van levensonderhoud van zijn vrouw in aftrek. In geschil is of deze kosten als onderhoudsverplichtingen aftrekbaar zijn. Het geschil spitst zich toe op de vraag of X in 2006 duurzaam gescheiden van zijn vrouw leefde.
Hof Amsterdam oordeelt dat X voor zijn in het buitenland wonende echtgenote geen aftrek mag toepassen voor onderhoudsverplichtingen. Het hof concludeert dat X en zijn vrouw in 2006 niet duurzaam gescheiden leefden. Van duurzaam gescheiden leven is sprake wanneer (I) ieder van de echtgenoten afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander getrouwd en deze toestand door in ieder geval een van hen is gewild of (II) wanneer er ongewild sprake is van een duurzame onmogelijkheid tot samenwoning (HR 10 februari 1960, nr. BNB 1960/77). In dit geval is X op 3 augustus 2006 in het buitenland getrouwd, is hij enige tijd met zijn vrouw in dit land gebleven en daarna teruggekeerd naar Nederland. Zijn vrouw is vanwege het ontbreken van een verblijfsvergunning nooit naar Nederland geëmigreerd. Geen van de door de Hoge Raad genoemde situaties doet zich voor. Het hof verklaart het hoger beroep van X daarom ongegrond.