Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de ambtshalve genomen beslissing om het teruggaafverzoek niet-ontvankelijk te verklaren geen voor bezwaar vatbare beschikking is. X kan zich dus slechts tot de burgerlijke rechter wenden.

X doet maandelijks btw-aangifte. Aangezien zij op 1 mei 2017 nog geen aangifte over maart 2017 had gedaan, is een naheffingsaanslag opgelegd van € 250. In juli 2017 wordt de betreffende aangifte alsnog ingediend. Hierin is geen omzet verantwoord, maar wordt wel aftrek voorbelasting van € 250.723 geclaimd. De aanslag is vervolgens verminderd tot nihil. De aangifte is ook aangemerkt als een verzoek om een btw-teruggaaf. In geschil is of dit verzoek wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de ambtshalve genomen beslissing om het teruggaafverzoek niet-ontvankelijk te verklaren geen voor bezwaar vatbare beschikking is. X kan zich dus slechts tot de burgerlijke rechter wenden (zie HR 20 december 2013, nr. 12/02872, r.o. 4.2.5, V-N 2014/2.5). De aangifte met het verzoek om teruggaaf is voorts pas ingediend na het verstrijken van de termijn waarbinnen bezwaar tegen de naheffing mogelijk was, zodat het verzoek niet tijdig is (zie Hof Arnhem 13 oktober 2009, nr. 08/00352, V-N 2009/64.13). Het beroep van X is ongegrond.

Lees ook het thema: Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Algemene wet inzake rijksbelastingen 26

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 13 september (2)

14

Gerelateerde artikelen