X exploiteert een akkerbouwbedrijf. Tot zijn ondernemingsvermogen behoren erfpachtrechten. Bij de berekening van de winst uit onderneming schrijft X af op deze erfpachtrechten. In geschil is of X mag afschrijven over het ‘insteekbedrag’: het verschil tussen de waarde van de erfpachtrechten, met inbegrip van het terugkooprecht/recht op heruitgifte in erfpacht, bij het begin van de erfpachtperiode en de waarde van die rechten aan het einde van de erfpachtperiode bij gelijkblijvende grondwaarde. Volgens X kan hij volledig op de erfpachtrechten afschrijven, omdat op het moment waarop hij de erfpachtrechten verkrijgt, niet zeker is of de erfpachtrechten bij het einde ervan nog een waarde zullen hebben. Volgens de inspecteur neemt gedurende de looptijd, naarmate de waarde van het erfpachtrecht afneemt, de waarde van het terugkooprecht toe, zodat de gezamenlijke waarde niet afneemt. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X de door hem gestelde daling van de gezamenlijke waarde van de rechten niet aannemelijk maakt. X heeft onvoldoende concrete gegevens overgelegd over de verwachte waardeontwikkeling van de gezamenlijke rechten gedurende de looptijd of per expiratiedatum. Goed koopmansgebruik staat niet toe op de erfpachtrechten af te schrijven. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat goed koopmansgebruik niet vereist dat bij de bepaling van de restwaarde rekening wordt gehouden met wellicht waarschijnlijke, maar nog niet zekere toekomstige waardestijgingen van een bedrijfsmiddel. Als daar wel rekening mee wordt gehouden zou de jaarwinst namelijk worden verhoogd met waardestijgingen die nog niet hebben plaatsgevonden. Goed koopmansgebruik verplicht niet tot een dergelijk vooruitlopen op toekomstige waardestijgingen. Verder vereist goed koopmansgebruik ook niet dat de restwaarde gedurende het gebruik van het bedrijfsmiddel wordt aangepast aan waardestijgingen van die restwaarde. Het oordeel van het hof dat goed koopmansgebruik niet toestaat af te schrijven over de bedragen die als insteek zijn opgeofferd voor de gezamenlijke rechten is niet juist dan wel onvoldoende gemotiveerd. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25