Belanghebbende, X, is studente. Over de periode 1 september 2003 t/m 30 november 2006 en van 1 februari 2007 t/m 31 mei 2007 ontvangt zij een zogenaamde prestatiebeurs op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000). De presentatiebeurs is een rentedragende lening die onder voorwaarden wordt omgezet in een gift. Omdat X de studie voortijdig - in augustus 2007- afbreekt, voldoet zij niet aan alle voorwaarden daartoe. X trekt daarop over 2007 een bedrag van € 7.861 af als scholingsuitgaven. De inspecteur accepteert de aftrek in 2007 niet.
Hof Arnhem oordeelt -anders dat de rechtbank- dat X geen recht heeft op aftrek van scholingsuitgaven. Uit de WSF 2000 leidt het hof af dat het ‘diplomamodel' ten grondslag ligt aan de prestatiebeurs. Dit houdt in dat pas bij het behalen van het diploma de voorwaardelijke lening wordt omgezet in een gift. Omdat X een termijn van tien jaar is gegund om het diploma te halen, is in 2007 voor X niet de conclusie gerechtvaardigd dat de schuld voor X definitief niet is omgezet in een gift. Binnen de diplomatermijn, nl. tot 31 augustus 2013, blijft X namelijk de mogelijkheid behouden haar resterende rechten op studiefinanciering aan te vragen. Dat het voor X om haar moverende redenen vast staat dat zij haar studie definitief stopt, doet daar niet aan af. Het gelijk is aan de inspecteur.