Belanghebbende, X, en zijn echtgenote Y hebben (gezamenlijk) verschillende ondernemingen. Y heeft ook een eenmanszaak, kantoor Y. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur zich op het standpunt dat niet Y, maar X, kantoor Y drijft. Y bezit geen gekwalificeerde administratieve, boekhoudkundige en/of fiscale achtergrond. De aan het drijven van de onderneming verbonden werkzaamheden zijn/worden uitsluitend, dan wel nagenoeg uitsluitend verricht door X en Y heeft geen dan wel een verwaarloosbaar aandeel in die werkzaamheden. Het feit dat het bedrijf op naam van Y staat is volgens de inspecteur onvoldoende om de onderneming fiscaal aan haar toe te rekenen. Voor zowel de inkomsten- als omzetbelasting wordt X als (enig) ondernemer beschouwd. Y wordt niet als ondernemer voor de inkomstenbelasting en omzetbelasting aangemerkt. In geschil zijn de aan X opgelegde aanslag IB/PVV 2004 met een verliesvaststellingsbeschikking en de navorderingsaanslag Zvw 2004 .
Hof Den Haag honoreert het beroep op het vertrouwensbeginsel als het gaat om het ondernemerschap van Y voor haar eenmanszaak. De inspecteur heeft bij X een uitgebreid boekenonderzoek gehouden en heeft daar geen kritische opmerkingen gemaakt over het ondernemerschap van Y. Volgens het hof is bij X hierdoor het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat Y als ondernemer voor de inkomstenbelasting kwalificeert (vgl. HR 18 december 1991, nr. 27.127, BNB 1992/182). Daarbij is van belang dat het al dan niet zijn van ondernemer van zodanig groot belang is dat zij bij het boekonderzoek niet aan de aandacht van de controlerende ambtenaren kan zijn ontsnapt en bovendien zijn de gevolgen van het al dan niet zijn van ondernemer van dien aard dat het bij enige twijfel aan de juistheid voor de hand ligt om daarover kritische opmerkingen te maken. Verder oordeelt het hof dat het verdedigingsbeginsel niet vereist dat X wordt gehoord voorafgaande aan het uitbrengen van het controlerapport. Een controlerapport is niet een besluit waarop dit beginsel betrekking heeft. Verder wijst het hof het verzoek van X om een dwangsom en een proceskostenvergoeding af. Wat dat laatste betreft heeft X niet aannemelijk gemaakt dat Y op zakelijke basis rechtsbijstand heeft verleend voor X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4
Algemene wet bestuursrecht 8:75