Hof Amsterdam vernietigt de boetebeschikkingen. De inspecteur heeft niet bewezen dat er sprake was van opzet of grove schuld.

Belanghebbende (X) verricht werkzaamheden voor zijn bv (A bv). Over de vergoeding die hij daarvoor in het vierde kwartaal van 2002 aan de bv in rekening brengt, wordt btw in rekening gebracht. Belanghebbende voldoet deze btw op aangifte. Over het vierde kwartaal 1999 tot en met het derde kwartaal 2002 zijn btw-nihilaangiften ingediend. Belanghebbende wordt – om onduidelijke redenen – per 1 januari 2003 afgevoerd uit het btw-ondernemersbestand van de Belastingdienst. Tijdens een bij A bv ingesteld onderzoek ontdekt de inspecteur dat belanghebbende de in rekening gebrachte btw over de jaren 2003 en 2004 niet op aangifte heeft voldaan. Hij legt btw-naheffingsaanslagen met een boete van 50% op. Rechtbank Haarlem oordeelt dat belanghebbende willens en wetens het aanmerkelijke risico heeft aanvaard dat te weinig belasting zou worden voldaan en dat de boetes terecht zijn opgelegd. Hof Amsterdam vernietigt de boetebeschikkingen. Volgens het hof heeft de inspecteur namelijk niet bewezen dat er bij belanghebbende zelf sprake was van opzet of grove schuld. Het hof overweegt daarbij dat alle aangiften door belanghebbendes gemachtigde werden opgesteld, dat de gemachtigde ook de facturen ter zake van de managementwerkzaamheden verzorgde en dat de betalingen in rekening courant werden verwerkt. Het gelijk is aan belanghebbende.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

0

Gerelateerde artikelen