Belanghebbende (X) exploiteert een aannemersbedrijf. Medio augustus 2003 koopt hij twee percelen grond met opstallen. Belanghebbende heeft de opstallen laten slopen en een bouwvergunning aangevraagd voor het bouwen van vier woningen op de percelen. De bouwvergunningen worden in oktober 2003 en februari 2004 afgegeven. In april 2004 levert belanghebbende de percelen. Hij draagt de door de kopers betaalde btw niet af. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een btw-naheffingsaanslag aan belanghebbende op. Belanghebbende stelt dat overdrachtbelasting was verschuldigd in plaats van btw, en dat de notaris de overdrachtsbelasting had moeten afdragen. Rechtbank Breda verklaart belanghebbendes beroep ongegrond. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de percelen ten tijde van de leveringen als bouwterreinen in de zin van de Wet OB waren aan te merken. Het hof overweegt hierbij dat er een bouwvergunning was afgegeven met het oog op de bebouwing van de grond voordat de percelen werden geleverd. Volgens het hof hoefden de bouwvergunningen niet onherroepelijk vast te staan om de percelen als bouwterrein in de zin van de Wet OB aan te kunnen merken. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 13 februari