Hof Den Haag verwerpt de stelling van X dat de vermogensrendementsheffing van box 3 in strijd is met art. 1 Eerste Protocol EVRM omdat de verschuldigde belasting voor hem zou leiden tot een buitensporige last. 

Belanghebbende, X, woont met zijn gezin in Noorwegen. Hij beschikt over een woning in Nederland die hij gebruikt als hij met zijn gezin in Nederland verblijft. In geschil is of de wetgeving op grond waarvan 4% van de WOZ-waarde van deze woning in de heffing over het inkomen uit sparen en beleggen wordt betrokken, ten aanzien van X buiten toepassing moet worden gelaten.

Hof Den Haag verwerpt de stelling van X dat de vermogensrendementsheffing van box 3 in strijd is met art. 1 Eerste Protocol EVRM omdat de verschuldigde belasting voor hem zou leiden tot een buitensporige last. Het hof oordeelt dat de wetgever met de introductie van box 3 op 1 januari 2001 is gebleven binnen de hem toekomende ruime beoordelingsmarge. Het hof voegt daaraan toe dat in HR 28 oktober 2011, nr. 10/03727, BNB 2011/297 besloten ligt dat de Hoge Raad de forfaitaire rendementsheffing (op het niveau van de regelgeving) niet in strijd acht met art. 1 Eerste Protocol EVRM. Dat op individueel niveau sprake zou zijn van een buitensporige last heeft X niet aannemelijk gemaakt. Het hoger beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 5 september

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen