Belanghebbende, X, heeft de Britse nationaliteit en is in dienstbetrekking werkzaam bij een Britse werkgever (B). Hij houdt zich, in diverse landen, bezig met de aankoop en installatie van raffinaderijen. B houdt Britse belasting in op het loon van X. Van 23 februari 2005 tot 16 mei 2006 staat X ingeschreven op een adres in het VK en van 21 maart 2006 tot 5 juni 2008 op een Nederlands adres. In 2008 koopt X samen met D een woning in Nederland. In geschil is of X in de jaren 2008, 2009 en 2010 zijn fiscale woonplaats in Nederland heeft. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de fiscale woonplaats van X in Nederland ligt. De rechtbank acht daarbij onder andere van belang dat X vanaf 21 maart 2006 in de GBA staat ingeschreven en dat hij een woning in Nederland heeft gekocht.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur er niet in is geslaagd te bewijzen dat de fiscale woonplaats van X in Nederland ligt. Het hof wijst er daarbij op dat de inspecteur slechts enkele formele aanknopingspunten naar voren heeft gebracht. Het hof acht van meer belang dat X in dienst was bij een Britse werkgever en werkzaamheden verrichtte in Europa, het Midden-Oosten en Azië. Verder wijst het hof er op dat X nauwelijks in Nederland heeft gewerkt en zijn vrije tijd voornamelijk doorbracht met zijn familie in Engeland. Volgens het hof woonde X, gezien zijn nomade-achtige bestaan, nergens op een vast adres. Het hof vernietigt de aanslagen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 2.1
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 18 maart