Het Hof van Justitie EU oordeelt dat PP, BP en MB niet samen met ASA als ‘belastingplichtigen’ kunnen worden beschouwd. De overeenkomst tot oprichting van een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid is namelijk niet tijdig geregistreerd bij de fiscus.

Met het oog op de realisatie van acht appartementsgebouwen met 56 appartementen, voor de verkoop, sluiten ASA en haar zus PP een overeenkomst tot oprichting van een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid met BP en MB, twee andere natuurlijke personen. In de verkoopovereenkomsten worden echter alleen ASA en PP als eigenaren van de onroerende zaak vermeld en wordt nergens naar BP en MB verwezen. De overeenkomsten bevatten ook geen vermelding van de BTW of de samenwerkingsovereenkomst. Op het moment dat de Roemeense Belastingdienst een belastingcontrole aankondigt, overlegt ASA de samenwerkingsovereenkomst. Naar aanleiding van de controle stelt de fiscus vast dat ASA en PP zich als BTW-plichtige hadden moeten laten registreren en wordt een BTW-aanslag aan ASA opgelegd. ASA is het daar niet mee eens. De Roemeense rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat PP, BP en MB niet samen met ASA als ‘belastingplichtigen’ kunnen worden beschouwd. De overeenkomst tot oprichting van een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid is namelijk niet tijdig geregistreerd bij de fiscus. Verder hoeft aan ASA ook niet het recht te worden toegekend om de voorbelasting in aftrek te brengen die door de andere participanten is voldaan. Zij beschikt namelijk niet over een op haar naam uitgereikte factuur.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 20 februari

60

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen