De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk. A heeft namelijk geen bewijsstuk van de aan hem verleende volmacht tot het indienen van het beroepschrift in cassatie verstrekt.

De eigen woning van belanghebbende, X, is een rijksmonument. In zijn IB-aangifte 2005 voert hij – in verband met een verbouwing – een aftrek op van € 63.693. Volgens de inspecteur kan van de gemaakte kosten slechts een bedrag van € 7975 als aftrekbare kosten worden aangemerkt. Na aftrek van de drempel is dan € 1211 aftrekbaar. Hof Amsterdam oordeelt dat de bewijslast op X drukt om aannemelijk te maken dat er sprake is van verbouwingskosten die strekken tot instandhouding van de woning (onderhoudskosten). Volgens het hof is X er echter niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat de door hem gemaakte kosten dergelijke kosten vormen. Het hof geeft aan dat de kosten grotendeels (niet aftrekbare) kosten van verbetering vormen. Het gelijk is aan de inspecteur. A stelt beroep in cassatie in.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk. A heeft namelijk niet binnen vier weken na het daartoe strekkende verzoek van de griffier van de Hoge Raad gereageerd om een bewijsstuk van de aan hem verleende volmacht tot het indienen van het beroepschrift in cassatie te verstrekken. Het beroep in cassatie is dan onbevoegdelijk door X ingesteld.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.31

Algemene wet bestuursrecht 8:24

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 15 april

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen