Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de door X gehouden certificaten in E bv een lucratief belang vormen. Met het belang dat X aanhoudt kon hij namelijk rendementen behalen die in geen verhouding staan tot het geïnvesteerde kapitaal en/of het feitelijk op de investering gelopen risico.
Belanghebbende, X, is werkzaam als CFO bij de D-groep. E bv is de tophoudstervennootschap van de groep. In 2014 koopt X voor € 630.000 certificaten van gewone aandelen in E bv. De waarde van de certificaten daalt eind 2014 naar € 1, waarop X de certificaten verkoopt voor € 1. In zijn IB-aangifte 2014 merkt X het verlies op de certificaten aan als negatieve inkomsten uit een lucratief belang. In geschil is of er sprake is van een lucratief belang. Niet in geschil is dat de certificaten aan X zijn verstrekt als beloning voor zijn werkzaamheden en dat geen sprake is van een lucratief belang in de zin van art. 3.92b lid 2 Wet IB 2001. In geschil is alleen nog maar of sprake is van een lucratief belang in de zin van art. 3.92b lid 4 Wet IB 2001.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de door X gehouden certificaten in E bv een lucratief belang vormen. Met het belang dat X aanhoudt kon hij namelijk rendementen behalen die in geen verhouding staan tot het geïnvesteerde kapitaal en/of het feitelijk op de investering gelopen risico. Dit was ook de bedoeling van de opgezette constructie. Volgens het hof wordt dan voldaan aan de criteria die gelden voor toepassing van de vangnetbepaling van art. 3.92b lid 4 Wet IB 2001. Het hof vermindert de aanslag.
Lees ook het thema Lucratief belang
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92b
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 8 december