Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het compensatiebedrag dat belanghebbende van zijn lijfrenteverzekeraar heeft ontvangen, terecht heeft belast.

X sluit in 1995 een lijfrenteverzekering. In 2019 ontvangt X een compensatie van de verzekeraar. Op een bedrag van € 5.500 van deze uitkering houdt de verzekeraar loonheffing in. X geeft dit bedrag niet aan in zijn aangifte IB/PVV 2019. In de aanslag neemt de inspecteur deze uitkering alsnog mee. Volgens X is de compensatie echter geen tegemoetkoming in de kosten, maar een schadevergoeding ter beëindiging van X’ klacht dat hij niet goed is geïnformeerd bij de totstandkoming van de verzekering om zo verdere imagoschade van de verzekeraar en hoge proceskosten te vermijden. In geschil is de correctie.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het compensatiebedrag terecht belast. Immers alles wat de verzekeraar uitkeert in het kader van de lijfrenteverzekering is in beginsel belast als periodieke uitkering, tenzij de aard van de uitkering anders is. Het is aan X om gemotiveerd te betwisten dat de aard van de uitkering maakt dat deze onbelast is. X slaagt daar niet in. Daarom is de uitkering aan te merken als belastbare periodieke uitkering.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.100

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

9

Gerelateerde artikelen