De Letse kredietinstelling DNB Banka AS maakt onderdeel uit van het DNB-concern. Banka verricht waarschijnlijk vrijgestelde financiële diensten, en neemt verscheidene diensten af van andere tot het concern behorende ondernemingen. Volgens de Letse rechter is Banka daarvoor, als ontvanger van de prestaties, btw verschuldigd. In geschil is of deze diensten zijn vrijgesteld op grond van art. 132 lid 1 onderdeel f Btw-richtlijn. De diensten betreffen onder andere financiële diensten van de in Denemarken gevestigde moedermaatschappij DNB Nord AS en IT-diensten van de Deense zustermaatschappij DNB Nord IT AS. DNB Nord en DNB Nord IT brengen de kosten voor het verrichten van de diensten, verhoogd met een opslag van 5%, in rekening aan Banka. De Letse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Advocaat-generaal Kokott concludeert dat een ‘zelfstandige groepering van personen' ex art. 132 lid 1 onderdeel f Btw-richtlijn niet een rechtspersoon hoeft te zijn. Dit begrip ziet namelijk op een belastingplichtige ex art. 9 lid 1 Btw-richtlijn. Volgens de A-G voldoet een concern, dat uit verbonden vennootschappen bestaat, als zodanig niet. Verder merkt de A-G op dat art. 132 lid 1 onderdeel f Btw-richtlijn alleen geldt voor groeperingen van belastingplichtigen die volgens art. 132 lid 1 onderdeel f Btw-richtlijn vrijgestelde handelingen verrichten. Groeperingen van ondernemingen die financiële diensten verrichten vallen derhalve niet binnen de werkingssfeer van deze bepaling. Ook kan de zelfstandige groepering van personen volgens de A-G alleen vrijgestelde handelingen verrichten voor leden die onder dezelfde rechtsorde vallen als de groepering zelf. Tenslotte merkt de A-G nog op dat de vrijstelling niet van toepassing is wanneer voor de dienst een tegenprestatie wordt betaald die hoger is dan het bedrag van de ontstane kosten. Dit is ook het geval wanneer op grond van de voorschriften inzake de directe belastingen een louter forfaitaire kostenopslag wordt betaald.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 3 maart