Op de bankrekening van X worden in 2011 elf contante stortingen gedaan, variërend van € 450 tot € 1.500 (in totaal € 9255). In 2012 ontvangt zij een bedrag van € 8000, met als omschrijving ‘Betaling centrale verwarming'. In haar IB-aangifte 2011 geeft zijn een belastbaar inkomen van nihil aan. De inspecteur corrigeert de aangifte en legt een IB-aanslag op naar een belastbaar inkomen van € 300.000 (dat hij later verlaagt naar € 45.000). Volgens de inspecteur heeft X namelijk werkzaamheden verricht voor de onderneming van haar broer, en voor haar vader.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat X in 2011 inkomsten heeft genoten uit werkzaamheden die zij voor het bedrijf van haar broer heeft verricht. Volgens de rechtbank heeft X namelijk slechts gedurende enkele maanden wat werkzaamheden voor dit bedrijf verricht, en ontving zij daar geen beloning voor. De verklaring van X dat zij bedragen van haar ouders heeft ontvangen om in haar levensonderhoud te voorzien, acht de rechtbank geloofwaardig. De rechtbank vermindert de IB-aanslag naar nihil.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81