De Rabobank verstrekt een krediet aan de bv van belanghebbende (X). Belanghebbende stelt zich hierbij voor € 150.000 borg ten behoeve van de bank. Op 18 maart 2005 krijgt belanghebbende een extra kredietfaciliteit en wordt de borgstelling van € 150.000 veranderd in een hoofdelijke aansprakelijkstelling van € 428.512. De bv wordt vervolgens failliet verklaard. De Rabobank stelt belanghebbende aansprakelijk en verhaalt € 318.845 op hem. Belanghebbende brengt dit bedrag in zijn IB-aangifte in aftrek. De inspecteur accepteert de afwaardering van de regresvordering op de bv niet. In bezwaar staat hij alsnog een afwaardering van € 150.000 toe. In geschil is of belanghebbende het restant ook ten laste van zijn inkomen mag afwaarderen.
Rechtbank Breda oordeelt dat belanghebbende de geldverstrekking onder zodanige voorwaarden en omstandigheden is aangegaan dat hij daarbij een debiteurenrisico heeft gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. De rechtbank acht daarbij van belang dat de bv ten tijde van de aansprakelijkstelling al behoorlijke verliezen had geleden. Verder wijst de rechtbank op de dalende omzetcijfers. Ook acht de rechtbank van belang dat de borgstelling van € 150.000 is omgezet in een hoofdelijke aansprakelijkstelling van € 428.512. Volgens de bank valt daar namelijk uit af te leiden dat de bank ernstige twijfels had over de financiële situatie van de onderneming. Daarnaast acht de rechtbank nog van belang dat alle activa van de bv reeds aan de bank waren verpand en dat de bv derhalve nagenoeg geen verhaal zou bieden. De aanslag blijft in stand.