Rechtbank Den Haag oordeelt dat de borgstellingen onzakelijk zijn omdat een onafhankelijke derde deze op dat moment en onder dezelfde voorwaarden niet had willen verstrekken.
De heer X is enig aandeelhouder van een holding, die op haar beurt enig aandeelhouder is van een paar werk-bv's is. Eén van de werk-bv's koopt in 2008 een bedrijfspand. Onderdeel van de financiering is een borgstellingskrediet van € 345.000. Het krediet is verstrekt onder borgstelling van de Staat der Nederlanden conform het Besluit borgstelling MKB-kredieten (BBMKB-krediet). X stelt zich in privé borg voor € 86.250, zijnde 25% van het BBMKB-krediet inclusief rente en kosten. Later is de borg verhoogd en is door X extra zekerheid verstrekt door middel van een hypotheek op zijn eigen woning. Tevens zijn alle tegenwoordige en toekomstige roerende zaken die bij de woning horen aan de bank in pand gegeven. Na het faillissement van de holding en enige werk-bv's wordt X in 2013 door de bank aangesproken voor in totaal € 136.250. In geschil is of de borgstellingen zakelijk zijn en zo ja, of X daarvoor in 2012 in de IB-sfeer een voorziening kan vormen.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de borgstellingen onzakelijk zijn omdat een onafhankelijke derde deze op dat moment en onder dezelfde voorwaarden niet had willen verstrekken (vgl. HR 17 oktober 2014, nr. 14/00955, V-N 2014/54.12 en HR 25 november 2011, nr. 10/04588, V-N 2011/62.14). Zo heeft X geen borgstellingprovisies bedongen en er zijn geen zekerheden verstrekt. Deze zekerheden waren ook niet mogelijk, aangezien alle mogelijke zekerheden al aan de bank waren verstrekt. Het BBMKB-krediet was daarom al zeer risicovol en de extra-borgstelling was bedoeld om een faillissement te voorkomen. X kan het verlies niet ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden brengen en mag in 2012 dus geen voorziening vormen. Het beroep van X is ongegrond.
Lees ook het thema: De onzakelijke lening
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 18 augustus