De aandelen van belanghebbende, X bv, zijn in handen van D bv. Enig aandeelhouder van D bv is E. De bestuurders van D bv zijn F (alleen/zelfstandig bevoegd), E (gezamenlijk bevoegd (met andere bestuurders)) en A(alleen/zelfstandig bevoegd). E heeft op 28 augustus 2009 een akte van volmacht en domiciliekeuze opgemaakt en ondertekend, waarin hij G machtigt om als adviseur op te treden van X bv voor onder andere de belastingzaken. Tijdens een eindbespreking met de inspecteur in november 2011 wordt met de adviseur overeengekomen dat over wordt gegaan tot een omzetbelastingcorrectie bij X bv van € 5000 per jaar in de jaren 2006 tot en met 2010. Gevolg zijn de drie naheffingsaanslagen omzetbelasting over de jaren 2006 tot en met 2010 waartegen X bv uiteindelijk in hoger beroep komt. Volgens X bv is er geen rechtsgeldig compromis met de inspecteur tot stand gekomen. Bovendien valt het sluiten van compromissen volgens X bv niet binnen de reikwijdte van de volmacht.
Net als de rechtbank is Hof Arnhem-Leeuwarden van mening dat E alleen bevoegd was X bv te vertegenwoordigen zodat hij daarom ook bevoegd was om G te machtigen om als adviseur namens X bv op te treden. Volgens het hof is sprake van de toerekenbare schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. X bv heeft door haar gedragingen de schijn bij de inspecteur gewekt dat G bevoegd was haar in het verkeer met de inspecteur te vertegenwoordigen. Er is tussen X bv en de inspecteur een beide partijen bindend rechtsgeldig compromis tot stand is gekomen. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 2:1
Algemene wet inzake rijksbelastingen 42
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting, Fiscaal ondernemingsrecht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 17 maart