Hof Leeuwarden oordeelt dat de door D bv gedane uitgaven als een winstuitdeling aan belanghebbende moeten worden beschouwd.

Belanghebbende (X) is eigenaar van een zeewaardig jacht. In 2003 heeft het jacht schade opgelopen. Belanghebbende houdt verder de aandelen in C bv. C bv houdt de aandelen in D bv, waar ze een f.e. voor de Vpb mee vormt. D bv houdt zich bezig met de opbouw van een tjalk. De facturen van de reparatie van het jacht zijn in de meeste gevallen op naam van D bv gesteld. De inspecteur stelt – naar aanleiding van een aantal klikbrieven – een onderzoek in bij belanghebbende. Uit het onderzoek blijkt dat de kosten ten aanzien van de reparatie van de boot van belanghebbende ten laste van D bv zijn gebracht en dat de uitkering in verband met de schade niet ten goede is gekomen aan D bv. De inspecteur legt daarom in verband met de verrichte werkzaamheden een navorderingsaanslag IB aan belanghebbende op.

Hof Leeuwarden oordeelt dat de door D bv gedane uitgaven als een winstuitdeling aan belanghebbende moeten worden beschouwd. Volgens het hof is namelijk aannemelijk dat de bv's belanghebbende als enig aandeelhouder hebben willen bevoordelen en dat belanghebbende en de bv's zich daarvan ook bewust waren. De uitgaven voor de reparatie van het jacht van belanghebbende zijn namelijk door D bv gedaan en kwamen zodoende ten goede aan belanghebbende. Hieraan doet volgens het hof niet af dat belanghebbende in een later jaar stadium van het jaar een bedrag gelijk aan de uitdeling in rekening courant met D bv heeft verrekend. Die verrekening heeft nl. pas plaats gevonden nadat de fiscus al op het spoor was gekomen van de foute boekingen. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Leeuwarden

2

Gerelateerde artikelen