De Europese Commissie leidt in 2007 een formele onderzoeksprocedure in tegen een Spaanse maatregel. Op grond van deze maatregel kan een in Spanje belastingplichtige onderneming, die een deelneming verwerft in een ‘buitenlandse onderneming’, de goodwill die daaruit voortvloeit onder voorwaarden door afschrijving in mindering brengen op de heffingsgrondslag van de door haar verschuldigde VPB. Volgens de EC is deze maatregel echter selectief en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt. Na diverse procedures oordeelt het Gerecht (15 november 2018, Banco Santander, SA en Santusa Holding, SL, nr. T‑399/11) dat de EC correct heeft gehandeld en verwerpt het beroep. Banco Santander en Santusa Holding stellen hogere voorziening in tegen dit arrest.
Advocaat-generaal Pitruzzella geeft het Hof van Justitie EU in overweging om de hogere voorziening van Banco Santander en Santusa Holding af te wijzen. De A-G merkt daarbij onder andere op dat het door het Gerecht gebruikte referentiestelsel niet op arbitraire wijze is vastgesteld. Het Gerecht heeft een afdoende motivering verschaft voor de redenering op grond waarvan het heeft vastgesteld dat het referentiestelsel wordt gevormd door de regels inzake de fiscale behandeling van goodwill met het oog op de vaststelling van de VPB. Daarmee heeft het Gerecht de beschikking van de EC inhoudelijk bevestigd.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 107
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 12 februari