X opent in 2001 spaarrekeningen bij een Franse bank. Zij stort het geld dat zij verkrijgt met de verkoop van haar Franse woning op deze spaarrekeningen, waaraan een spaarproduct is gekoppeld. Het saldo van een van de rekeningen kan worden gebruikt voor de aanschaf van een eigenwoning, maar is wel steeds vrij opneembaar. De ander rekening betreft een soort levensverzekering. In haar IB-aangiften verantwoordt zij het Franse spaargeld niet. In 2016 doet X een beroep op de inkeerregeling en legt de inspecteur IB-navorderingsaanslagen op aan X. Hij corrigeert daarbij het box 3-inkomen. X is het hier niet mee eens. Zij stelt dat de Franse spaarrekeningen te vergelijken zijn met de in Nederland vrijgestelde lijfrentepolis en spaarhypotheek. Rechtbank Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk dat sprake is van een in Nederland vrijgestelde lijfrenteaanspraak dan wel van een in Nederland vrijgestelde spaarregeling eigen woning. X gaat in hoger beroep. Ter zitting komt vervolgens vast te staan dat geen sprake is van een vrijgestelde lijfrenteaanspraak, lijfrentebeleggingsrecht of kapitaalverzekering eigen woning. X voert nog aan dat de belastingschulden als schulden in aanmerking moeten worden genomen en dat de boetes moeten worden vernietigd.
Hof Den Haag oordeelt dat de belastingschulden die samenhangen met de navorderingsaanslagen niet als schulden in aanmerking worden genomen. Op grond van art. 5.3 lid 3 onderdeel b Wet IB 2001 worden deze schulden niet als schulden aangemerkt en zijn dus van aftrek uitgesloten. Ten aanzien van de boetes is geen sprake van een pleitbaar standpunt. De inspecteur maakt echter niet aannemelijk dat sprake is van opzet. Wel is er sprake van grove schuld. Alhoewel de inspecteur dus terecht boetes heeft opgelegd, is het totaal van de opgelegde boetes disproportioneel. Het hof verlaagt het totaal van de boetes naar € 500.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 12 februari