X verhuurt een winkelpand. De huurder heeft het pand uitgebouwd. Voor deze uitbouw ontvangt X geen huur. De waarde van het pand geeft X in zijn IB-aangiften aan als onderdeel van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. Medio 2013 verzoekt X om ambtshalve vermindering van de IB-aanslagen 2010 en 2011. Volgens X zijn namelijk te hoge waarden in aanmerking genomen voor het winkelpand. Hij stelt hierbij dat de uitbouw niet in de waardering mag worden meegenomen. Volgens X bedraagt de waarde van het pand € 418.000 dan wel € 432.000. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de waarde die de inspecteur hanteert voor het verhuurde winkelpand, met uitbouw, niet te hoog is. Omdat X geen huur ontvangt over de uitbouw is er volgens de rechtbank wel sprake van een waardedruk. Onder verwijzing naar het taxatierapport, waarin het pand is getaxeerd op € 790.000, merkt de rechtbank op dat het verschil met de waarde die de inspecteur hanteert (€ 524.880) dermate groot is, dat niet kan worden gezegd dat de waarde van € 524.880 te hoog is. Het gelijk is aan de inspecteur.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur de waarde van € 524.880 aannemelijk maakt. Het hof overweegt daarbij dat de door de inspecteur gehanteerde kapitalisatiefactor niet te hoog is, aangezien daarbij rekening is gehouden met het feit dat alle kosten van onderhoud van het winkelpand voor rekening van de huurder komen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Lees ook het thema Vastgoedexploitatie in de inkomstenbelasting
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.19
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 22 februari