Belanghebbende, X, is werkzaam in de bouw. Bij zijn werkzaamheden schakelt X regelmatig onderaannemers in. Uit een boekenonderzoek blijkt dat X ten onrechte btw heeft afgetrokken met betrekking tot facturen die geen btw vermeldden, en voor offertes. Verder blijkt volgens de inspecteur uit het onderzoek dat diverse nota's zijn gewijzigd en valselijk opgemaakt. Ten aanzien van nota's van twee onderaannemers stelt de inspecteur dat X deze btw ten onrechte in aftrek wil brengen, omdat de btw-verleggingsregeling op de door de onderaannemers verrichte prestaties van toepassing is. X stelt dat een medewerker van de Belastingdienst toestemming heeft gegeven om de btw van de onderaannemers in aftrek te brengen. Rechtbank Gelderland oordeelt dat X de door de onderaannemers in rekening gebrachte btw niet in aftrek kan brengen. Volgens de rechtbank is de brief van de Belastingdienstmedewerker die X overlegt namelijk vals. De onderaannemers hebben de btw volgens de rechtbank dan ten onrechte aan X in rekening gebracht. De btw-naheffingsaanslag blijft in stand.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de betwiste facturen niet authentiek zijn. Het hof overweegt daarbij dat de onderaannemers hebben ontkend de facturen te hebben opgemaakt. Verder wijst het hof op de verschillen tussen de correcte facturen en de valse facturen. Volgens het hof heeft X de facturen zelf opgemaakt. Het hof acht hierbij verder van belang dat X tot in de hoogste instantie is veroordeeld wegens het opzettelijk doen van onjuiste btw-aangiften en het plegen van valsheid in geschrifte. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 12
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 24 januari