In 1996 richt A, de vader van belanghebbende (X), als Stifter een Stiftung (S) naar Liechtensteins recht op. In 2003 overlijdt A. In zijn IB-aangifte over het jaar 2003 neemt belanghebbende niets op ter zake van S. De inspecteur is echter van mening dat aan belanghebbende als begunstigde van S een vermogensrecht toekomt.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat belanghebbende – door het overlijden van A in 2003 – in 2003 een vermogensrecht behorend tot box III heeft gekregen. Het hof stelt hierbij vast dat A het economisch belang bij de feitelijke beschikkingsmacht over het op naam van S gestelde vermogen heeft behouden. Het gelijk is aan de inspecteur.