De aandelen van belanghebbende, X bv, zijn in handen van B. In 2006 - 2007 realiseert A bv, een werkmaatschappij van X bv, forse boekwinsten bij de verkoop van haar onroerende zaken. A bv brengt de boekwinsten onder in een HIR. Op 28 december 2009 machtigt B de notaris om namens A bv een onverdeeld aandeel in een bedrijfspand te kopen van E. De volgende dag machtigt B de notaris om de aandelen A bv aan F bv te leveren. Op 31 december 2009 tekenen A bv en E bv de overeenkomst ter zake van de verkoop van het bedrijfspand. Op 4 januari 2010 worden dan vervolgens de aandelen in A bv geleverd aan F bv, die de aandelen meteen doorlevert aan E bv. En uiteindelijk vindt op 10 mei 2010 de levering van het bedrijfspand plaats. In geschil is of de HIR in 2009 aan de winst moet worden toegevoegd.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat er een belangwijziging in A bv heeft plaatsgevonden als bedoeld in art. 12a Wet VPB 1969. Volgens de rechtbank maakt de inspecteur namelijk aannemelijk dat, voorafgaande aan de herinvestering door A bv in de onroerende zaak, reeds wilsovereenstemming bestond over de overgang van het economische belang bij de aandelen in A bv van X bv op F bv, dan wel E bv. De rechtbank overweegt daarbij dat uit de akte van de aandelenlevering blijkt dat er een rechtstreekse samenhang bestaat tussen de aankoop van de onroerende zaak door A bv van E bv enerzijds, en de verkoop van de aandelen in A bv door X bv anderzijds. Verder acht de rechtbank van belang dat X bv / B nagenoeg geen enkele bemoeienis heeft gehad met de aankoop van de onroerende zaak, in het bijzonder met de totstandkoming van de aankoopprijs en de financiering van de aankoop. De rechtbank wijst er ten slotte nog op dat A bv de onroerende zaak van E bv heeft gekocht en dat de aandelen in A bv uiteindelijk (door tussenkomst van F bv) ook aan E bv zijn geleverd. De HIR moet in 2009 aan de winst worden toegevoegd.
Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen.