X is eigenaar van een unieke villa die hij op 30 oktober 2015 koopt voor € 860.000. De heffingsambtenaar stelt de WOZ-waarde voor de belastingjaren 2018, 2019 en 2020 vast op respectievelijk € 897.000, € 950.000 en € 1.037.000. Zowel X als de heffingsambtenaar gaan in hoger beroep uit van dezelfde referentieobjecten. Beide partijen verklaren dat het lastig is om goede referentieverkopen te vinden, omdat de woning van X vrij uniek is.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de vastgestelde WOZ-waarden van deze unieke woning niet te hoog zijn. Kijkend naar het eigen verkoopcijfer en de marktontwikkeling kan niet worden gezegd dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde voor de belastingjaren 2018, 2019 en 2020 te hoog heeft vastgesteld. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17