Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de houtleveringen als economische activiteit kwalificeren indien zij erop gericht zijn om duurzaam opbrengst uit het bos te verkrijgen.
De heer Rēdlihs is eigenaar van een privé-bos. In de periode april 2005 tot en met december 2006 verkoopt hij regelmatig hout uit dat bos. Volgens Rēdlihs was de houtverkoop het gevolg van stormschade, zijnde overmacht. Volgens de Letse Belastingdienst is Rēdlihs door leveringen als btw-ondernemer aan te merken. Aangezien hij heeft verzuimd zich als zodanig aan te melden, wordt aan hem een boete opgelegd van 18% van de betreffende 37 leveringen. Dit percentage komt overeen met het destijds geldende btw-tarief in Letland. De Letse belastingrechter stelt er vervolgens prejudiciële vragen over.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de houtleveringen als economische activiteit kwalificeren indien zij erop gericht zijn om duurzaam opbrengst uit het bos te verkrijgen. Het maakt dus niet uit dat Rēdlihs een natuurlijke persoon is, die daarmee de gevolgen van overmacht wil compenseren. Het is de taak van de nationale rechter om alle omstandigheden van het geval te beoordelen teneinde vast te stellen of het bos wordt geëxploiteerd om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Het opleggen van een boete aan een particulier die zijn verplichting zich in te schrijven in het register van btw-plichtigen niet is nagekomen en die geen btw verschuldigd was, kan in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel. De nationale rechter moet beoordelen of de boete niet hoger is dan noodzakelijk om de juiste btw-heffing te waarborgen en fraude te voorkomen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie