De moeder van X overlijdt in 2016. X is de enige wettelijke erfgenaam. De gemachtigde van X maakt bezwaar tegen de aanslag erfbelasting, omdat de gehanteerde WOZ-waarde wordt bestreden. De gemachtigde trekt het bezwaarschrift op 29 juni 2017 in, omdat een gewijzigde waarde niet valt te verwachten. Vervolgens wordt op 12 oktober 2017 weer een bezwaarschrift tegen de aanslag ingediend. Ditmaal omdat ten onrechte geen rekening is gehouden met de verhoogde vrijstelling voor mantelzorgers. De inspecteur verklaart het bezwaarschrift niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding en merkt daarbij op dat de partnervrijstelling per 1 januari 2016 op grond van de wettekst geen toepassing meer kan vinden voor mantelzorgers. Na indiening van een verzoek tot herziening vermindert de inspecteur de aanslag nog wel in verband met onder andere een overbedelingsschuld van moeder.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de gemachtigde het bezwaar ondubbelzinnig heeft ingetrokken. Het tweede bezwaarschrift is terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Het hof wijst X er vervolgens op dat de bijzondere regeling voor mantelzorgers van art. 1a lid 4 SW 1956 per 1 januari 2015 is vervallen. Op grond van overgangsrecht bestaat eventueel voor in 2015 verleende zorg nog recht op de vrijstelling. Nu zijn moeder in 2016 is overleden, geldt dit niet voor X. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Huwelijksvermogensrecht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 28 december