X is eigenaar van een herenhuis in de gemeente Den Haag. Eind 2004 verlenen X en diens echtgenote voor een bedrag van € 1500 aan een stichting een recht van opstal, omvattende het eeuwig in eigendom hebben van een grafruimte en een grafmonument en bijbehorende funderingswerken, op, in en boven de aan de woning toebehorende tuin. Het recht van opstal is slechts overdraagbaar met toestemming van X en diens echtgenote, hun erfgenamen of rechtverkrijgenden.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de erfdienstbaarheid geen invloed heeft op de WOZ-waarde van de woning. Het hof is het eens met de heffingsambtenaar dat door de verwevenheid tussen X en de stichting de kans reëel is dat bij een voorgenomen verkoop van de woning beide partijen het recht van opstal teniet zullen laten gaan en in het verlengde daarvan de erfdienstbaarheid. Het hof acht de verwevenheid tussen X en de stichting aannemelijk, omdat anders niet te verklaren is waarom X zo'n lage vergoeding heeft gevraagd voor een recht dat volgens hem een sterk waardedrukkend effect op zijn woning heeft. Het hoger beroep is ongegrond.