Hof Den Haag oordeelt in navolging van de rechtbank dat X bv niet aannemelijk maakt dat in soortgelijke dienstbetrekkingen zonder aanmerkelijk belang een lager loon dan het door de inspecteur bepaalde gebruikelijk loon van € 20.000 gebruikelijk is.

Belanghebbende, X bv, is een exploitant van speelautomaten die zijn geplaatst in horecagelegenheden. In 2003 betaalt X bv geen loon aan haar bestuurder/enig aandeelhouder en neemt zij evenmin een gebruikelijk loon als bedoeld in art. 12a Wet LB 1964 in aanmerking. De inspecteur legt X bv een naheffingsaanslag loonheffing op waarbij het gebruikelijk loon wordt vastgesteld op € 20.000 en een boete van 25%.

Hof Den Haag oordeelt in navolging van de rechtbank dat X bv niet aannemelijk maakt dat in soortgelijke dienstbetrekkingen zonder aanmerkelijk belang een lager loon dan het door de inspecteur bepaalde gebruikelijk loon van € 20.000 gebruikelijk is. De rechtbank heeft in dit verband overwogen dat X met zijn stelling dat de DGA slechts 1 à 2 uur per week werkt voor X bv nog niet wil zeggen dat het loon lager moet zijn dan € 20.000, laat staan nihil of € 1000. X bv heeft niet bewezen dat haar financiële situatie zo slecht is dat door het gebruikelijk loon van € 20.000 de continuïteit van het bedrijf in gevaar komt. Het hof stemt in met het rechtbankoordeel. Ook in de beslissing van de rechtbank om de boete wegens overschrijding van de redelijke termijn met 10% te verminderen kan het hof zich vinden. Voor een verdere vermindering ziet het hof geen reden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 12a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 5 juni

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen