Mevrouw X exploiteert met gemeentelijke vergunning een bordeel. Klanten die het van een bar en dansvloer voorziene pand bezoeken, hebben de gelegenheid zich met prostituees af te zonderen in kamers. De vergoeding die de klant betaalt, wordt verdeeld. X krijgt de helft en de prostituee krijgt de helft. Volgens X verricht zij slechts btw-vrijgestelde prestaties, zijnde kamerverhuur aan de prostituees. In geschil is de btw-naheffing over 2001.
Rechtbank Breda oordeelt dat tussen X en de klant een overeenkomst tot stand komt, zodat de klant zich voor een bepaalde duur kan afzonderen en onderhouden met een prostituee. Van de totale vergoeding hiervoor dient X is 19/119-e deel af te dragen. Het is niet aannemelijk dat er tussen de klant en de prostituee een afzonderlijke rechtsbetrekking tot stand komt. De naheffing is wel iets te hoog, aangezien de baromzet van X te hoog is berekend. Dit betreft namelijk het 1/3-e deel van die omzet dat toekomt aan de prostituees. Het beroep van X is slechts in zoverre gegrond.