Hof Amsterdam beslist dat X de geclaimde ondernemingsverliezen niet kan aftrekken omdat niet sprake is van een bron van inkomen. X krijgt een forfaitaire proceskostenvergoeding toebedeeld ondanks dat sprake is van bijzondere omstandigheden.

X stelt dat zij in het jaar 2010 met haar ondernemingsactiviteiten, de exploitatie van een giftshop, een negatief resultaat heeft behaald. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat geen rekening dient te worden gehouden met een verlies uit onderneming dat jaar. X komt uiteindelijk in hoger beroep tegen de haar opgelegde aanslagen ib/pvv en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw voor het jaar 2010.

Volgens Hof Amsterdam vormen de activiteiten van X, bestaande uit de exploitatie van een giftshop, geen bron van inkomen. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake was van een objectieve voordeelsverwachting. De door X daaruit geclaimde verliezen komen dan ook niet in aftrek. Wel zijn partijen van mening dat de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw alsnog op nihil moet worden gesteld en dat sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Bpb. Volgens het hof is echter op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat de kosten die X in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken het bedrag dat bij onverkorte toepassing van de forfaitaire regeling aan kostenvergoeding zou worden toegekend, overtreft. Het beroep tegen de aanslag ib/pvv is ongegrond en tegen de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw is gegrond. De proceskostenvergoeding wordt forfaitair op € 1238,-- vastgesteld.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Besluit proceskosten bestuursrecht 2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Premieheffing

Instantie: Hof Amsterdam

1

Gerelateerde artikelen