Belanghebbende, X, treedt in 2001 toe tot een f.e. voor de OB met A bv en B bv. B bv verkoopt in 2010 67% van de aandelen in X bv. X bv dient vervolgens eind 2010 een formulier ‘Opgaaf startende onderneming' in bij de Belastingdienst. In april 2011 vindt een bedrijfsgesprek plaats tussen de directie van A bv en de inspecteur. Omdat de f.e. haar OB-verplichtingen niet nakomt, wordt X bv aansprakelijk gesteld. X bv is het daar niet mee eens, omdat zij vindt dat zij met het indienen van het formulier, eventueel in samenhang met het bedrijfsgesprek, heeft voldaan aan het vereiste om schriftelijk mede te delen dat de f.e. is geëindigd.
Hof Den Haag oordeelt dat het door X bv ingediende formulier tevens moet worden aangemerkt als een kennisgeving dat zij geen deel meer uitmaakt van de voorheen bestaande f.e. Het hof overweegt hierbij dat X bv in het formulier heeft vermeld dat een andere rechtspersoon is ontstaan uit een of meerdere bestaande ondernemingen en dat de inspecteur op geen enkele wijze heeft gereageerd op de melding van X bv dat zij voortaan zelfstandig wenst te worden aangemerkt als btw-ondernemer. Verder merkt het hof nog op dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat een kennisgeving dat niet langer deel wordt uitgemaakt van een f.e., niet hoeft te worden gemotiveerd. Volgens het hof is de enkele melding dat een vennootschap geen deel meer uitmaakt van een f.e., voldoende. Het hof vernietigt de beschikking aansprakelijkstelling.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Invordering
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 9 december