Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Frankrijk de op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen. Bij de dooruitdeling van dividend aan een ingezeten moedermaatschappij wordt namelijk geen rekening gehouden met de belasting die is betaald door niet-ingezeten (klein)dochterondernemingen.
In het Accor-arrest (15 september 2011, nr. C‑310/09, V-N 2012/6.22.18) oordeelde het Hof van Justitie EU dat Frankrijk in strijd met het EU-recht handelt bij de behandeling van dividend dat Franse moedermaatschappijen ontvangen van Franse dochterondernemingen, ten opzichte van ondernemingen die dividend ontvangen van buitenlandse dochterondernemingen. In arresten die de Conseil d’État na het Accor-arrest heeft gewezen, zijn een aantal voorwaarden geformuleerd voor teruggaaf van de in strijd met het EU-recht geheven roerende voorheffing. Nadat zij diverse klachten had ontvangen, heeft de Europese Commissie een niet-nakomingsprocedure ingeleid.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Frankrijk de op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen. Het Hof van Justitie EU stelt namelijk vast dat bij de dooruitdeling van dividend aan een ingezeten moedermaatschappij geen rekening wordt gehouden met de belasting die is betaald door niet-ingezeten (klein)dochterondernemingen. In een zuiver binnenlandse situatie wordt de economische dubbele belastingheffing geneutraliseerd. In een dergelijke situatie geeft de dividenduitkering tussen de kleindochter en de dochteronderneming namelijk recht op een belastingkrediet ten bedrage van de roerende voorheffing die wegens deze dooruitdeling is verschuldigd.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 267
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 63
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 49
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 5 oktober