Hof Amsterdam oordeelt dat de door X overgelegde taxatierapporten geen referenties bevatten ter onderbouwing van het gehanteerde netto/bruto aanvangsrendement. De inspecteur maakt volgens het hof voldoende aannemelijk dat de WEV van de woningen niet lager is dan € 2,6 mln. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X is eigenaresse van 26 huurwoningen in Amsterdam. Op grond van art. 5.20 Wet IB 2001 en art. 17a lid 4 Uitv. besl. IB 2001 wordt voor de box 3-heffing in 2010 een WOZ-waarde van circa € 4,4 mln in aanmerking genomen. X is echter van mening dat deze waarde te hoog is, en overlegt een taxatierapport waarin de waarde van de woningen in verhuurde staat op circa € 2,1 mln is vastgesteld. De inspecteur overlegt een taxatierapport waarin de waarde in het economische verkeer van de woningen op ruim € 2,6 mln is vastgesteld. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de WOZ-waarden in betekenende mate hoger zijn dan de werkelijke waarden in het economische verkeer van de woningen in verhuurde staat. Aangezien het door X ingebrachte taxatierapport onjuiste uitgangsposities hanteert, volgt de rechtbank het taxatierapport van de inspecteur. De rechtbank vermindert de rendementsgrondslag waarover het belastbare inkomen uit sparen en beleggen moet worden berekend. In hoger beroep brengt X taxatierapporten in die concluderen tot een waarde van de woningen van ruim € 1,5 mln. De inspecteur voert aan dat de waarde van een winkelpand (supermarkt) ruim € 2,8 mln bedraagt, en niet bijna € 1,3 mln, de waarde die X in haar aangifte heeft verantwoord.

Hof Amsterdam (MK III, 12 december 2017, 16/00378 en 16/00380, V-N 2018/12.1.2) oordeelt dat de door X overgelegde taxatierapporten geen referenties bevatten ter onderbouwing van het gehanteerde netto/bruto aanvangsrendement. De inspecteur maakt volgens het hof voldoende aannemelijk dat de WEV van de woningen niet lager is dan € 2,6 mln. Ten aanzien van het winkelpand acht het hof een waarde van ruim € 2,8 mln aannemelijk. Het hof acht daarbij van belang dat de taxatie van de Belastingdienst mede is gebaseerd op concrete huurgegevens van voldoende vergelijkbare objecten, en van een verkoopgegeven van een eveneens voldoende vergelijkbaar object.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Lees ook het thema Box 3

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 17a

Wet inkomstenbelasting 2001 5.20

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 5 oktober

24

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen