Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Frankrijk in strijd met het EU-recht handelt door aan Franse vennootschappen aftrek toe te staan van niet-aftrekbare kosten. Alleen ingezeten vennootschappen kunnen namelijk gebruik maken van deze bijzondere regeling inzake groepsbelasting.

Winstuitkeringen van dochtervennootschappen aan hun moeders worden in Frankrijk bij de moeder principieel niet belast. Een uitzondering geldt voor een aandeel van 5% van de uitgekeerde winst, deze kosten zijn niet aftrekbaar. Wanneer de moeder- en de dochtervennootschap in het kader van de zogenoemde intégration fiscale samen worden belast, wordt deze gedeeltelijke belasting op winstuitkeringen niet geheven, en zijn de inkomsten van de dochtermaatschappij wel volledig vrijgesteld. Een dochtermaatschappij van Groupe Steria SCA ontvangt inkomsten uit deelnemingen van vennootschappen in andere EU-lidstaten. Steria claimt aftrek van het aandeel van 5% van de uitgekeerde winst. De Franse fiscus weigert de aftrek, omdat in het buitenland gevestigde vennootschappen geen deel kunnen uitmaken van een intégration fiscale. De Franse rechter heeft een prejudiciële vraag in deze zaak gesteld. 

Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat Frankrijk in strijd met het EU-recht handelt door aan Franse vennootschappen aftrek toe te staan van niet-aftrekbare kosten. Het HvJ EU wijst er hierbij op dat alleen ingezeten vennootschappen, via de intégration fiscale, gebruik kunnen maken van deze bijzondere regeling inzake groepsbelasting. Ook merkt het HvJ EU nog op dat de in een andere lidstaat gevestigde dochtervennootschappen, die, zouden zij ingezetenen zijn geweest, objectief in aanmerking waren gekomen voor vrijstelling van de inkomsten.

Wetsartikelen:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 49

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Tweede Kamer)

Editie: 7 september

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen