Mevrouw X krijgt in 2008 een uitkering in de vorm van een renteloze lening. Dit is gebaseerd op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (BBZ). In 2008 gaat het om € 8.416. In 2010 krijgt X een BBZ-uitkering om niet van € 17.483, waarop € 5.815 loonheffing is ingehouden. Uit het nettobedrag is eerst de renteloze lening van 2008 afgelost. De rest is uitbetaald als bijstandsuitkering. In geschil is of de uitkering van € 8.416 in 2010 tot haar belastbare inkomen uit werk en woning behoort, zoals de inspecteur stelt. X stelt dat dit een ongunstig effect op haar toeslagen van 2010 heeft. Volgens Rechtbank Den Haag is de lening in 2008 geen belastbaar inkomen. Pas in 2010 is op het moment van verrekenen sprake van belastbaarheid. Hof Den Haag oordeelt dat de lening in 2008 geen belastbaar inkomen is, omdat er in dat jaar nog een terugbetalingsverplichting bestond. X gaat in cassatie. Advocaat-Generaal Niessen is van mening dat de omzetting van de BBZ-schuld in 2010 moet worden gezien als het verstrekken van een periodieke uitkering in de zin van de Wet IB 2001. Voor deze fiscale kwalificatie maakt het niet uit dat X het bedrag van de uitkering op een eerder moment heeft ontvangen. Er is voldaan aan het vereiste van periodiciteit, omdat de uitkering van 2010 is voorafgegaan door een uitkering uit dezelfde oorzaak, zijnde het Besluit bijstandverlening zelfstandigen. De A-G concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep van X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Wet op de loonbelasting 1964 34
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 7 september