Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de vrijstelling van art. 148 onder a EG-richtlijn 2006/112 in beginsel niet van toepassing is op leveringen van voor de bevoorrading bestemde goederen aan in eigen naam handelende tussenpersonen. Onder voorwaarden is toepassing van de vrijstelling wel mogelijk.

Het Litouwse Fast Bunkering Klaipėda UAB (FBK) levert brandstof aan voor de vaart op volle zee gebruikte schepen. De brandstof is afkomstig van buiten de EU en wordt in Litouwen opgeslagen onder het stelsel van douane-entrepots, zodat bij de invoer nog geen btw wordt geïnd. FBK ontvangt de orders voor de levering van de brandstof via, in diverse lidstaten gevestigde, tussenpersonen, en dus niet van de eigenaren of exploitanten van de schepen. Op de facturen aan de tussenpersonen, die de leveringen nooit zelf fysiek in ontvangst nemen, brengt FBK geen btw in rekening. De Litouwse Belastingdienst is echter van mening dat de btw-vrijstelling niet van toepassing is. De Litouwse commissie voor fiscale geschillen heeft een prejudiciële vraag in deze zaak gesteld.

Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat de vrijstelling van art. 148 onder a EG-richtlijn 2006/112 in beginsel niet van toepassing is op leveringen van voor de bevoorrading bestemde goederen aan in eigen naam handelende tussenpersonen. Dat is volgens het HvJ EU zelfs het geval als op de datum van de levering de eindbestemming van de goederen bekend is, en naar behoren is vastgesteld, en hiervan in overeenstemming met een nationale regeling het bewijs is geleverd aan de Belastingdienst. Vervolgens merkt het HvJ EU nog op dat de vrijstelling in casu toch kan worden toegepast als de eigendom van de betrokken goederen ten vroegste op het ogenblik waarop de exploitanten van de schepen voor de vaart op volle zee de macht verkrijgen om feitelijk als een eigenaar over die goederen te beschikken, aan die tussenpersonen is overgedragen in de door het toepasselijke nationale recht voorgeschreven vormen.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Vierde Kamer)

Editie: 7 september

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen