Belanghebbende, X, woont in het jaar 2010 om niet in een woning van zijn ouders. De ouders behouden de volledige beschikkingsmacht over de woning en kunnen X op ieder moment het verblijf in de woning ontzeggen. In 2010 wordt aangifte schenkbelasting gedaan van een schenking van de ouders aan X ter grootte van de huurwaarde van de woning (€ 49.428). Over deze schenking, en over het feit dat sprake is van een gedoogsituatie, bestaat tussen partijen geen geschil. Uitsluitend in geschil is of het gedogen van de bewoning sprake is van een schenking van de ouders aan X. X vindt van niet.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat geen sprake is van een schenking in de situatie van X dat zijn ouders gedogen dat hij hun woning bewoont. Weliswaar wordt X door de gedoogsituatie verrijkt, van een verarming van de ouders is echter geen sprake. De waarde in het economische verkeer van de woning wijzigt namelijk niet door de gedoogsituatie. Dat de ouders € 49.428 aan huur hadden kunnen genieten, als zij andere afspraken hadden gemaakt, maakt dit niet anders. Feitelijk hebben de ouders geen huur genoten, zodat deze ook nimmer tot hun vermogen heeft behoord (vgl. HR 26 februari 1986, nr. 23.336, BNB 1986/163). Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 13 december