Belanghebbende, X, exploiteert met zijn broer Y in maatschapsverband een akkerbouwbedrijf. De landbouwgronden behoren tot de persoonlijke ondernemingen van de maten, waarvan de exploitatie binnen de maatschap plaats vindt. In de jaren 1994, 1995 en 1996 vormen X en Y in totaal 225 hectare landbouwgrond om tot blijvend bos. X ontvangt in beide boekjaren 1994/1995 en 1995/1996 vijf subsidies voor in totaal 56 hectare. Het gaat om subsidies voor de aanplant van bomen en de exploitatie van het bos, waaronder een inkomensdervingsubsidie die voor een periode van 20 jaar is toegekend. X verwerkt in zijn aangiften inkomstenbelasting 1995 en 1996 een aftrekbaar verlies in verband met de waardedaling van de tot permanent bos omgevormde landbouwgronden. Als de inspecteur het verlies niet accepteert gaat X in beroep.
Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de waarde in het economische verkeer van de grond ten tijde van de onttrekking aan het vermogen van zijn landbouwonderneming lager was dan de boekwaarde. De rechtbank acht het aannemelijk dat X zich bij zijn besluit om de landbouwgrond te gaan gebruiken voor de aanplant en exploitatie van bos mede heeft laten leiden door de in het vooruitzicht gestelde subsidies. Verder acht de rechtbank het aannemelijk dat de waarde van de grond in het zicht van de aanvang van de aanplant en de exploitatie van de bomen in positieve zin wordt beïnvloed door de (contante waarde van de) subsidies die bij die aanvang tegemoet gezien kunnen worden. De rechtbank is het met de inspecteur eens dat bij de waardering van de grond de subsidies in aanmerking moeten worden genomen. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Leeuwarden
Editie: 13 februari