Rechtbank Gelderland oordeelt dat de borgstelling onzakelijk was, zodat het debiteurenrisico voor de regresvordering in de niet-aftrekbare kapitaalsfeer ligt. De dochter had namelijk een slechte solvabiliteit.
X bv heeft zich in 2006 en 2007 (mede) hoofdelijk verbonden voor leningen van een dochter-bv voor een vastgoedproject. In 2017 ontstaat een regresvordering op deze failliete dochter door een aflossing die X bv aan een crediteur heeft gedaan. Bij notariële akte zijn de vorderingen overgedragen aan X bv, waarbij de overige debiteuren zijn ontslagen uit hun hoofdelijkheid. Bij die akte zijn ook de hypotheek- en pandrechten overgegaan. In geschil is of X bv deze regresvordering in 2017 kan afwaarderen.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de borgstelling onzakelijk was, zodat het debiteurenrisico voor de regresvordering in de niet-aftrekbare kapitaalsfeer ligt. De dochter had namelijk een slechte solvabiliteit. X bv heeft de borg verstrekt in haar hoedanigheid van aandeelhouder. Het feit dat X bv uiteindelijk € 10.000 meer dan het afgesproken bedrag heeft betaald om de curator buiten de deur te houden, staat los van de vraag of de eerdere hoofdelijke verbintenis zakelijk was. De betaling van € 10.000 is wel zakelijk en kan dus worden afgewaardeerd. Het beroep van X bv is in zoverre gegrond.
Lees ook het thema De onzakelijke lening.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet inkomstenbelasting 2001 3.95
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Instantie: Rechtbank Gelderland
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting
Editie: 24 januari
Informatiesoort: VN Vandaag