Hof Den Haag oordeelt dat X geen recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting. X stond namelijk het hele jaar 2014 nog ingeschreven op het BRP-adres van de (ex)echtgenoot.

Belanghebbende, X, staat met haar echtgenoot en twee kinderen gedurende het gehele jaar 2014 ingeschreven op hetzelfde adres in de basisregistratie personen (BRP). Feitelijk woonde X vanaf 15 mei 2014 op een ander adres. In juni 2014 is een verzoek tot echtscheiding ingediend en in september is de echtscheiding ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. X verzoekt in de aangifte IB 2014 om de alleenstaande-ouderkorting. De inspecteur kent de alleenstaandeouderkorting niet toe. In geschil is of X recht heeft op toekenning van alleenstaande-ouderkorting. Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat de inschrijving in de BRP bepalend is voor de vraag of recht bestaat op de alleenstaande-ouderkorting. X stelt in hoger beroep dat haar feitelijke verblijfssituatie beslissend is voor het recht op de alleenstaande-ouderkorting.

Hof Den Haag oordeelt dat noch de wettekst, noch de wetsgeschiedenis ruimte biedt om in plaats van het in de wet genoemde inschrijvingscriterium aan te knopen bij het feitelijke woonadres van X. De wetgever heeft bewust gekozen voor een helder en eenvoudig objectief criterium en niet voor een materieel criterium, dat minder eenvoudig kan worden gecontroleerd door de Belastingdienst. Als beide (ex-)echtgenoten nog op hetzelfde adres staan ingeschreven, betekent dit volgens het hof dat zij nog steeds fiscale partners zijn, ook als zij (feitelijk) niet meer samenwonen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van X ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 8.15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Den Haag

2

Gerelateerde artikelen