X bv doet BPM-aangifte voor een twee maanden oude Bentley Bentayga 6.0 W12 en zij voldoet € 32.800. In geschil is de BPM-naheffingsaanslag van (uiteindelijk) € 16.797. X bv stelt dat het EU-verdedigingsbeginsel is geschonden. Volgens Hof ’s-Hertogenbosch is de aanslag na bezwaar weliswaar verminderd, maar dit was uitsluitend gebaseerd op ambtshalve overwegingen van de inspecteur. X bv gaat in cassatie. De Staatssecretaris stelt dat de BPM een zuiver binnenlandse heffing is, zodat het verdedigingsbeginsel niet van toepassing is.
De Hoge Raad oordeelt dat de naheffingsaanslag een bezwarend besluit is waarmee het EU-recht ten uitvoer wordt gebracht. De inspecteur moet het EU-verdedigingsbeginsel dus naleven. Bij uitspraak op bezwaar is de aanslag verminderd. Hieruit volgt dat X bv vooraf feiten, omstandigheden en argumenten naar voren had kunnen brengen die tot een andere afloop van het besluitvormingsproces van de inspecteur hadden kunnen leiden. Door de schending van het verdedigingsbeginsel kan niet worden vastgesteld of X bv zulke feiten, omstandigheden of argumenten daadwerkelijk naar voren zou hebben gebracht. Die onzekerheid moet voor risico van de inspecteur komen en het is niet van belang of X bv die inbreng in een later stadium alsnog heeft geleverd. De aanslag wordt vernietigd.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 110
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad