LN verstrekt in 2009 leningen met hypothecaire waarborgen op verschillende gebouwen aan Q. Omdat Q de leningen niet terugbetaalt, worden de gebouwen bij opbod verkocht. Aan LN worden drie gebouwen toegewezen. LN verkoopt een van de gebouwen in 2010. Tevens verkoopt hij in dat jaar ook een stuk grond dat hij in 2005 heeft gekocht. De andere twee gebouwen verkoopt LN in 2011 en 2012. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de Roemeense fiscus dat LN de onroerende zaken niet voor persoonlijke doeleinden gebruikt, maar had verworven om deze door te verkopen om er opbrengst uit te verkrijgen. Volgens de Belastingdienst had LN dan ook BTW moeten berekenen in verband met de verkoopactiviteiten. De Roemeense rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat LN voor de verkrijging en verkoop van de gebouwen niet is aan te merken als BTW-ondernemer. LN heeft de activiteiten verricht om een eerder verstrekte lening te innen. In het kader van deze activiteiten zijn de gebouwen aan hem toegewezen. Verder is van belang dat deze handeling valt onder de enkele uitoefening van het eigendomsrecht en onder het goede beheer van het privévermogen. Hierbij geldt verder ook dat de verkoop van de gebouwen niet rechtstreeks in het verlengde liggen van een economische activiteit inzake het verstrekken van leningen, die LN zou verrichten.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 22 januari