Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur de naheffingsaanslag LH rechtsgelding heeft opgelegd aan vof X. De eerder  aan de niet inhoudingsplichtige firmant opgelegde aanslag  is vernietigd en verminderd tot nihil

 

Belanghebbende, vof X, met firmanten A en B, exploiteert van 1 januari 2008 t/m 26 januari 2009 een restaurant. Daarna zet A de onderneming voort als eenmanszaak. Naar aanleiding van een waarneming ter plaatse (WTP) in oktober 2008 krijgt A een naheffingsaanslag LH opgelegd over een  (fictieve) periode van zes maanden tegen een gebruteerd anoniementarief van 103,8%, plus een vergrijpboete van 50%. Dit omdat twee illegale koks/werknemers niet in de loonadministratie waren opgenomen. Na bezwaar van A vermindert de inspecteur deze aanslag en boete tot nihil maar legt daarna  aan de vof een naheffingsaanslag op. Op het beroep van de vof handhaaft rechtbank 's-Gravenhage de aanslag maar vermindert de boete met 10%. De vof gaat in hoger beroep.

Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de aanslag die is opgelegd aan de vof in stand kan blijven. Uit de gedingstukken blijkt dat de inspecteur de naheffingsaanslag wenst op te leggen aan de inhoudingsplichtige. Daarom heeft hij, na de constatering dat de naheffingsaanslag is opgelegd aan de niet als inhoudingsplichtige aan te merken firmant A, een naheffingsaanslag mogen opleggen aan vof X die wel is aan te merken als inhoudingsplichtige. Het hof is van oordeel dan uit de bij de WTP afgelegde verklaringen blijkt dat de koks in dienstbetrekking waren bij de vof en verder dat de zesmaandsfictie en het anoniementarief van toepassing zijn. Het hof oordeelt vervolgens - anders dan de rechtbank - dat een boete van 25% passend en geboden is. Tegenover de (voorwaardelijke) opzet van de vof staat nl. dat de vof bij het onderzoek ter plaatse medewerking heeft verleend om te komen tot een juiste vaststelling van de feiten, bij de vof voor de eerste keer is geconstateerd dat zij werknemers in dienst heeft die niet zijn opgenomen in de loonadministratie, geen sprake is van recidive en de inspecteur een maximale positie heeft ingenomen bij het vaststellen van de hoogte van de nageheven belasting. Tot slot vermindert het hof - evenals de rechtbank - de boete met nog eens 10% wegens undue delay. Het hof verklaart het hoger beroep van X deels gegrond.  

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 30c

Wet op de loonbelasting 1964 30a

Wet op de loonbelasting 1964 28

Wet op de loonbelasting 1964 26b

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting

Instantie: Hof 's-Gravenhage

Editie: 12 februari

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen